Duizendmiljoen tranen!

Tranen vanuit liefde en bezorgdheid

16 februari 2016 gaf ik voor het eerst geboorte. Het staat als de dag van gisteren in mijn geheugen gegrift. Midden in de nacht arriveerden we in het ziekenhuis waar ik poliklinisch in de kraamsuite zou bevallen. Ik wist toen nog niets. Ik had weliswaar veel gelezen over zwangerschappen en geboortes maar echt voelen hoe het is, doe je pas als je het mag gaan ervaren. Dat mocht ik toen gaan doen.

Ik herinner me dat de rugweeën dermate intens waren dat ik me alleen maar aan het verbijten was. Ik was volledig in het moment. Ik weet niet meer wat er om me heen gebeurde en hoe lang alles geduurd heeft. Ik weet alleen dat het een opluchting was toen ik voelde dat mijn lichaam wilde gaan persen. Eindelijk kon ik de pijn gaan omzetten. Een verademing. Dat persen duurde lang. Heel lang. Ik geloof dat ik ongeveer anderhalf uur lang heb geprobeerd ons kindje geboren te laten worden. Maar het lukte niet. De weeën vielen weg. Ik moest op eigen kracht door terwijl ik me zo uitgeput voelde.

Uiteindelijk kwam de gynaecologe langs en werd er vrij acuut besloten om in te grijpen met een vacuümverlossing. Het enige waar ik toen aan kon denken was ‘laat dat kindje er zijn’. En zo geschiedde. Hij werd geboren en ik nam hem in mijn armen. Het voelde zo onwerkelijk om opeens moeder te zijn. Ik voelde opluchting en kon niet anders dan uitgebreid naar hem kijken.

Ik zag het meteen. Stiekem wist ik het ook al. Ik had er veel over opgezocht tijdens de zwangerschap nadat we bij de nekplooimeting hoorden dat er een verhoogde kans was op Trisomie 21. De kans was niet ‘hoog’ dus we werden niet doorverwezen voor verder onderzoek. Achteraf gezien ben ik daar heel blij mee. Op dat moment zwom ik in een zee van onzekerheid. De kans was ‘verhoogd’, niet ‘hoog’, vertelde ik mezelf. Tegelijkertijd zocht ik alles op over het syndroom van Down. Ik probeerde controle te krijgen over iets waar ik me aan over mocht geven. Diep van binnen wist ik dat hij het syndroom van Down zou hebben en dat dat oké was.

Daar lag ik dan met ons kleine ventje Lorijn. Ik zag meteen dat hij amandelvormige oogjes had, dat zijn handplooi doorliep, dat zijn pinkjes een boogje hadden en zijn grote teentje iets bij de andere vandaan stond. Een van de eerste dingen die ik vroeg na zijn geboorte was: “Zou het kunnen dat hij het syndroom van Down heeft?” Aanvankelijk reageerde niemand en was een oorverdovende stilte het enige antwoord op mijn vraag. Kort daarna reageerde de verloskundige met: “Ik snap wat je bedoelt.” Voor mij was die respons bevestigend waardoor de onrust, die ik ook ervaren had tijdens de zwangerschap, zich toch weer even meester van me maakte; ‘wat nu? Wil en kan ik dit wel?’

Ik bleef naar Lorijn kijken. Ik vond hem het mooiste jongetje op aarde. Ik ervoer hem als het grootste kado dat ik ooit in mijn leven gehad had en dat ik voor hem mocht gaan zorgen, dag in dag uit, maakte me gelukkiger dan ooit. En toen ontstond het: het gevoel van overgave. Ik gaf me over aan dat wat was. Het was oké. Lorijn was oké en mocht er meer dan zijn. We zouden meebewegen. Dit was onze zoon.

Ik ben op dinsdag bevallen en vrijdag kregen we, nadat er onderzoeken gedaan zijn, te horen dat hij inderdaad het syndroom van Down had. De boodschap viel samen met het vertrek uit het ziekenhuis en dat zorgde voor de kraamtranen. Duizendmiljoen tranen. Tranen vanuit liefde en bezorgdheid. Want houden van Lorijn deden we, en hoe. Moeiteloos ging dat. Alles aan hem vond ik schattig en mooi. Maar we dachten ook opeens wat uitgebreider na over wat dit voor de toekomst zou betekenen. Tegelijkertijd berustten we onszelf erin: bij een kind zonder Down weet je immers ook niet hoe de toekomst gaat zijn. We zouden het zien en we zouden hem onvoorwaardelijk steunen. En oneindig trots zijn.

Op zijn geboortekaartje lieten we de volgende woorden drukken: ‘Uit liefde geboren, zo teer en zo klein. Ook al ben je dan wat anders dan de meeste baby’s zijn. De liefde gaat niet over en wordt alleen maar meer. Weet dat we zielsveel van je houden en we zullen trots zijn, keer op keer!’ Dit gedichtje gaf woorden aan ons gevoel en telkens als ik het teruglees, raakt het mijn hart. Net zoals het liedje ‘A Thousand Years’ toen deed. Ik luisterde het terwijl ik naar Lorijn keek en dan stroomden de tranen over mijn wangen. Alles wat er op dat moment toe deed, lag daar bij mij en daar was ik zo dankbaar voor.

Dankbaar ben ik nog steeds. Lorijn is inmiddels 5 jaar oud en we genieten ontzettend van hem. Hij leert ons geduld te hebben en te voelen. Veel dingen lopen anders dan bij andere kinderen. Zo kan Lorijn bijvoorbeeld nog niet (verstaanbaar) praten, ging hij pas laat lopen en heeft hij een (lichte) hartaandoening. Maar we zouden hem desondanks nooit anders dan anders willen. Mijn man en ik zeggen regelmatig tegen elkaar: het is zo makkelijk om van Lorijn te houden. En dat is precies wat het is. You’re so easy to love, lieverd.